Vogelkastjes voor de mezen
We helpen de vogels een handje door nestkastjes op te hangen die de rol van artificiële boomholtes vervullen. De grootte van de opening van de kastjes verschilt. Zo vinden zowel koolmezen als hun kleinere neefjes, de pimpelmezen, een geschikte broedplaats.
Broedplaats
Vogels beginnen gewoonlijk in de herfst te zoeken naar holtes en verblijven er tijdens de winter om hun broedplaats te leren kennen. Vinden ze het een fijne buurt met prima buren en voldoende voedsel, dan besluiten ze om er in de lente hun eieren te leggen. Wanneer mezen hun broedplaats hebben gekozen, maken ze snavelmarkeringen rond de opening.
Een koppel mezen blijft doorgaans één à twee broedsels bij elkaar, maar het is niet uitzonderlijk dat ze hun nest meerdere jaren na elkaar gebruiken. Soms neemt één van hun jongen daarna de ouderlijke woonst over.
Door de zangvogels te huisvesten in nestkastjes op de campus dragen we ook bij aan het bestrijden van ongewenste insecten, zoals de gevreesde processierups. Mezen voeren dagelijks zo’n honderd rupsen aan hun jongen.