De VUB heeft een hele diverse en succesvolle studentenpopulatie. Ze wil nu ook het traject van doctoraatstudenten meer inclusief en divers maken. Dat is een opvallend aspect in het VUB-rapport Verslag aan de samenleving. Vicerector Onderzoek Pieter Ballon wil talentvolle studenten een extra zetje geven om aan de VUB te promoveren. “We willen ons internationaler oriënteren, alle talenten benutten en betere ondersteuning bieden. Inclusiever en kwaliteitsvoller.”
“We streven naar een betere mix onder de promovendi. Daarvoor hebben we schrijfbeurzen voor afgestudeerde talentvolle masterstudent, die een duwtje in de rug nodig hebben, meestal omdat ze van thuis uit geen financiële of andere steun hebben om een doctoraatstudie te beginnen. Zo’n student betalen we twee maanden als een jobstudent om ze de tijd te geven een voorstel voor een PhD-onderzoek te schrijven. Normaal gesproken vraagt een prof aan een goede student om zo’n aanvraag bij het FWO (Fonds Wetenschappelijk Onderzoek) in de vrije tijd te doen. Maar als je niet uit een motiverende, kapitaalkrachtige omgeving komt kan dat problematisch zijn.”
“De voorwaarde voor een schrijfbeurs is dat je tot de betere afgestudeerden behoort en dat een promotor je steunt. De masterstudenten die een schrijfbeurs ontvangen, krijgen niet alleen financiële ondersteuning, maar ook begeleiding bij het schrijven van een onderzoeksvoorstel en hulp bij de voorbereiding van het gesprek met het FWO, dat de beurzen verschaft.”
“Het proces zelf is al een leertraject. Want voor de schrijfbeurs moet je ook een korte aanvraag doen: waarom heb je een duwtje in de rug nodig? Waar wil je dat geld voor gebruiken?”
“We hebben een diverse studentenpopulatie in onze masters, we willen die diversiteit ook bij de PhD-ers hebben. In faculteit Wetenschappen is nu de eerste doctoranda aan de slag die met een schrijfbeurs op weg werd geholpen. Zonder dat duwtje in de rug had ze dat niet gedaan, zegt ze zelf.”
“We willen ons over de landsgrenzen meer profileren, actiever scouten, en betere promotieplekken bieden. Ook dat bevordert diversiteit.”
“Ook de begeleiding van de doctoraatstudenten wordt inclusiever. Dat gaat niet alleen over jonge onderzoekers met een allochtone achtergrond, maar ook over onderzoekers die bijzondere aandacht nodig hebben, omdat ze bijvoorbeeld erg stotteren of slecht horen. We hebben nu bijvoorbeeld een slechtziende PhD-er die we extra ondersteuning bieden, bijvoorbeeld door het opleidingsmateriaal digitaal van te voren ter beschikking te stellen.”
“Eigenlijk willen we de criteria van een ReFlex-student min of meer doortrekken naar doctoraatstudenten. Een student met bijvoorbeeld een functiebeperking of chronische ziekte, waardoor studeren minder vanzelfsprekend is, kan aanspraak maken op het ReFlex-statuut. ReFlex staat voor redelijke flexibiliteit. We willen nu gaan kijken of we ook voor doctoraatsstudenten wat meer flexibiliteit aan de dag kunnen leggen wat de begeleiding betreft.”
Betere monitoring doctoraatstudenten
“In het algemeen willen we de situatie van al onze doctoraatstudenten verbeteren en ze beter monitoren. Jaarlijks moeten ze een voortgangsverslag maken. Waar sta je? Is de supervisor tevreden ? Ben je zelf tevreden?”
“Ook moeten ze verplicht een onderzoeksplan maken. Daarmee houden ze het overzicht op hun vorderingen. Vaak raken ze in paniek wanneer ze dat niet hebben. Ben ik wel op tijd? Dat zorgt voor enorm veel stress en uiteindelijk uitval.”
“Voor de schrijfbeurs moet je ook een korte aanvraag doen: waarom heb je een duwtje in de rug nodig? Waar wil je dat geld voor gebruiken?”
“Die ingrepen hebben we ingevoerd op basis van de PhD-survey. Dat is een regelmatige welzijnsbevraging onder de doctoraatstudenten. Daarop baseren we ons beleid op een structurele wijze. We zijn constant aan het inventariseren wat nodig is. Eén vraag die steevast naar voor komt, is bijvoorbeeld meer collegialiteit, meer opgenomen worden in een groep. Dat komt terug in ons onderzoeksgroepenbeleid.”