De winter loopt ten einde, maar toch is het handig te weten: is een lekker verwarmd huis, voorzien van elektriciteit waarmee we de lichten kunnen laten branden, ons potje kunnen koken en de koelkast draaiende houden, een basisrecht? De afgelopen periode moesten veel mensen daarop bezuinigen vanwege de excessieve energieprijzen. We vroegen het VUB-professor Stefaan Smis, gespecialiseerd in mensenrechten. Hij vertelt over de lange weg van goede bedoelingen naar dagelijkse praktijk.
Is goed onderdak een mensenrecht?
Het recht is al erkend in artikel 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Deze stamt uit 1948 en geldt als de eerste internationale standaard voor mensenrechten. Daarin staat: “Eenieder heeft recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil.” De Universele verklaring is echter in 1948 aangenomen als een aanbeveling van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties die voorschrijft wat de voor iedereen te bereiken ideaal is.
In 1966 sluiten de Verenigde Naties het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, ICESCR) af. Het is gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens maar spitst zich uitsluitend toe op economische, sociale en culturele rechten. Voor de politieke en burgerlijke rechten wordt het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten aangenomen. Artikel 11 van het Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten verwijst opnieuw naar het recht op een behoorlijke levensstandaard maar nu is die verwijzing naar een behoorlijke levensstandaard het voorwerp van een bindende tekst.
Een verklaring hoe plechtig ook, of een verdrag: het blijft toch zeer abstract.
De bewoording ‘huisvesting’ is natuurlijk zeer algemeen en weinig concreet. In tegenstelling tot de formuleringen die bij burgerlijke en politieke rechten worden gebruikt, zijn economisch, sociale en culturele rechten doorgaans minder duidelijk omschreven en blijft het vaak bij vage en algemeen geformuleerde verplichtingen. Bovendien zijn de staatsverplichtingen met betrekking tot economische, sociale en culturele rechten oorspronkelijk beperkt tot het progressief realiseren van de rechten waarbij rekening gehouden wordt met de rijkdom en capaciteit van de verdragsstaat. Dat verklaart waarom de vraag, waaraan die huisvesting moet voldoen, in grote mate onbeantwoord blijft in de twee teksten. Bovendien is het Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten van 1966 pas in 1974 in werking getreden en ratificeerde België het maar in 1983; dat is 17 jaar later.
Maar het is uiteindelijk toch wel concreet geworden?
Ja, de Universele Verklaring van de rechten van de mens is weliswaar aangenomen als een aanbeveling, maar de inhoud van het instrument evolueerde wel in de loop der jaren naar internationaal gewoonterecht waardoor het voor alle staten bindend is geworden. Ook de rechten vervat in het Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten kregen door de praktijk een duidelijkere inhoud. Niet alleen specifieerden de toezichtorganen de inhoud van de verdragsbepalingen, ook zijn de verdragsstaten verplicht nationale wetgeving dienaangaande aan te nemen wat opnieuw resulteerde in het verduidelijken van de verplichtingen. In België is dit onder andere gebeurt door allerlei wetten maar ook het wijzigen van de Grondwet in de zin dat artikel 23 van de Grondwet het recht een menswaardig leven te leiden nu erkent. Daaronder valt ook behoorlijke huisvesting, het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu, gezondheid en sociale bijstand. Dat zegt al veel meer.
Interessant om te weten is dat VUB-prof Maxime Stroobant zo ongeveer de godfather is van artikel 23. Hij was in de jaren 80 als senator één van de initiatiefnemers om sociale grondrechten in de Belgische grondwet te verankeren en heeft daarin een grote rol gespeeld.
Op internationaal niveau komt de echte verduidelijking van de staatsverplichtingen door de praktijk van het VN-Comité voor economische, sociale en culturele rechten dat als toezichtorgaan op het Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten werd opgericht. Het bestaat uit 18 onafhankelijke experts die moeten toezien op de uitvoering van dat verdrag. Zij spreken zich uit over klachten en geven derhalve hun visie over hoe het verdrag geïnterpreteerd moet worden. In het zogenaamde General Comment 4 vinden we richtlijnen hoe je artikel 11 moet lezen.
Valt een warm huis daaronder?
Dat zou daar inderdaad onder kunnen vallen. De staat moet zorgen voor voldoende huisvesting, een juridische bescherming bieden tegen uitzetting, en ervoor zorgen dat huisvesting bescherming biedt tegen alle soorten weersomstandigheden en bedreigingen door ziektes. Ook moet huisvesting aangepaste sanitaire voorzieningen hebben en de bewoners moeten er toegang hebben tot energie om er te kunnen koken, zich verwarmen en verlichten. België is een rijk land en dus zijn ook de eisen hoger.
Kunnen ze je daarom ook niet gemakkelijk van gas en elektriciteit afsluiten?
Dat is het gevolg van de invulling die België aan dat recht gegeven heeft. Iedereen heeft een basisrecht op minimale nutsvoorzieningen. Daarom is het zeer moeilijk om iemand in België geheel af te sluiten van gas of elektriciteit.
Biedt het ook bescherming tegen discriminatie?
Het verbod op discriminatie zit in alle mensenrechten vervat. Huisvesting moet bijvoorbeeld ook geschikt zijn voor personen met een beperking, mannen en vrouwen hebben dezelfde rechten op huisvesting en de bescherming van de woonst. Er wordt in de invulling van dat recht rekening gehouden met alle mogelijke discriminatiegronden, ook de nabijheid van scholen is belangrijk, want ook het gebrek aan dit laatste zet mensen op een achterstand.
En hoe zit het op je werk, op welk comfort heb je recht?
Het werk valt eerder onder artikel 7 van het Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Het moet voldoen aan een zo hoog en stabiel mogelijk werkgelegenheidspeil, billijke arbeidsvoorwaarden en een billijke verloning. Werkgevers moeten een hygiënische en veilige werkomgeving bieden. Als het op de werkvloer veel te koud is om te werken, schieten ze te kort. Maar dat is natuurlijk zeer algemeen en werd concreter ingevuld onder andere door instrumenten aangenomen in het kader van de Internationale Arbeidsorganisatie.
Wat voor aanpassingen heb je thuis genomen om de kou te ‘trotseren”?
De chauffage hebben we op 19 graden gezet, en hij staat alleen ‘s ochtends en ‘s avonds aan. In de slaapkamer is de chauffage zelfs helemaal uit. We hebben ook elektrische kruiken gekocht, die je kunt opladen en dan een aantal uren warmte afgeven. Daarnaast lopen we rond met een extra pullover en thermisch ondergoed.
Voor de open haard heb ik hout uit mijn tuin gestapeld. Zo veel, dat ik voor ongeveer twee jaar lang brandhout heb.
En wat voor maatregelen heb je genomen op het werk?
Op de VUB staat de verwarming nu veel lager dan voordien. Ik heb hier altijd een dikke trui aan. Enkele collega’ s nemen zelfs dekentjes mee. En sommigen worden heel erg inventief; ik hoorde dat de ingenieurs zich stoelverwarming zouden hebben aangeschaft.