Dit opiniestuk verscheen in De Standaard op 06/09/2024 - Met verbazing lazen we het opiniestuk van historici Dimitri Roden en Antoon Vrints (DS 6/9) over onder meer de werking van onze vzw Helden van het verzet. De teneur van het artikel: jarenlang heeft men verzetslui tijdens de Tweede Wereldoorlog onterecht als criminelen behandeld. Nu zouden het plots allemaal helden zijn. Bovendien was er in Vlaanderen weinig verzet. Creëer dus geen nieuwe mythes.

Roden en Vrints halen een reeks droge cijfers en statistieken aan die moeten bewijzen dat Vlaanderen minder verzetsmensen telde dan Brussel of Wallonië. Tabellen tonen inderdaad minder sabotageacties in Vlaanderen dan in Wallonië. Maar cijfers op zich bewijzen weinig. Als experten in de Belgische verzetsgeschiedenis weten ze ongetwijfeld dat nogal wat Vlaamse verzetsstrijders zich in het bosrijke en minder bevolkte Wallonië schuilhielden. Robert De Preester uit Nederename dook onder in het maquis van Senzeilles, voor zijn arrestatie en ophanging. De 19-jarige Yvan Engels uit Oostende vond de dood tijdens een vuurgevecht in Waterloo. Henri Heffinck, een fietsenmaker uit Anzegem en een van de meest succesvolle geheime agenten tijdens de Tweede Wereldoorlog, voerde honderden sabotageacties uit in de omgeving van Charleroi en Brussel. Er zijn tal van voorbeelden die de statistieken relativeren. Wat tracht men met deze cijfers ook te bewijzen? Dat wetenschappelijk onderzoek naar het verzet in Vlaanderen minder belangrijk is? Dat zullen de collega’s van Roden en Vrints, die in mei 2024 nog een nieuw Netwerk Verzetsonderzoek hebben opgericht en binnenkort een boek over het Antwerpse verzet publiceren, graag horen. Dat we de geschiedenis van het Belgische verzet beter vanuit een communautaire lens bekijken? Dat zou het wetenschappelijk onderzoek decennia terug in de tijd katapulteren.

De verdiensten van het verzet openlijk minimaliseren of relativeren is een zoveelste slag in het gezicht van de vele nabestaanden en familieleden van de honderdduizenden landgenoten die destijds bereid waren om hun leven te geven in de strijd tegen de nazistische bezetter. We schrijven met opzet ‘honderdduizenden’ omdat we geen enkel idee hebben van het werkelijke aantal. Men houdt het doorgaans op het ronde getal van 150.000 omdat men na de oorlog zoveel erkenningsdossiers heeft goedgekeurd. Nogal wat mensen uit het verzet hebben om allerlei redenen nooit een officiële erkenning aangevraagd. Het is met andere woorden nattevingerwerk. Cijfers en statistieken zijn zelden een goed kompas in de vage wereld van oorlog en verzet. Vanaf wanneer was je een verzetsstrijder? Een schoolmeisje dat een briefje smokkelde in de zoom van haar jurk? Een boer die twee dagen onderdak bood aan een neergestorte Amerikaanse piloot? Of telt men pas mee na het opblazen van een trein of het doden van een Duitse soldaat? Hoe kan je clandestiene daden kwalificeren en kwantificeren? En die gegevens dan gebruiken om, zoals Roden en Vrints doen, een waardeoordeel te vellen?

Het is een vervolg op een decennialange stiefmoederlijke behandeling van het verzet. Stel aan eender wie de vraag ‘Noem één Belg uit het verzet?’ en het blijft vaak oorverdovend stil. De grote collaborateurs zoals August Borms, Cyriel Verschaeve en Staf De Clercq doen niet alleen belletjes rinkelen, ze worden herdacht middels gedenkplaten en door de overheid onderhouden praalgraven. In 2021 nog gaf het Vlaams Parlement Borms en De Clercq een plaats in een eregalerij van grote Vlamingen. Zo is de situatie anno 2024: we eren de misdadigers, maar zij die verzet boden aan een misdadig regime, zijn we vergeten. Dat raakt heel wat families tot op vandaag recht in het hart. Quasi dagelijks horen we via onze vzw hoe kinderen en kleinkinderen worstelen met onverwerkte oorlogstrauma’s. Praten over verzetsstrijders is niet praten over middeleeuwse, bordkartonnen figuren: het is amper twee of drie generaties geleden. Het gaat om lokale verhalen die het volledige emotionele spectrum bestrijken: moed, verraad, wraak, zelfopoffering, spijt, liefde. Het zijn levens op het scherp van de snee die in elk betrokken land tot verfilmingen, series, publicaties en toneelstukken leiden. Elk Europees land heeft een drukbezocht nationaal verzetsmuseum en besteedt in haar onderwijs aandacht aan de inspirerende figuren van eigen bodem. In het beste geval doen ze ons nadenken over onze eigen keuzes in tijden van gevaar. En hier? Niets van dit alles.

De heisa over de zogenaamde mythologisering doet denken aan de zure reacties van sommige academici op Bart Van Loo (Bourgondiërs) en Tom Waes (Het Verhaal van Vlaanderen). We nodigen Roden en Vrints graag naar een van onze vele activiteiten uit, zodat ze met hun eigen ogen kunnen zien dat de academische wereld hand in hand kan gaan met een laagdrempelig grassroots-initiatief. Beiden kunnen elkaar inspireren, kritisch uitdagen en versterken. Gelukkig zijn er wetenschappelijke instellingen die wél in de kracht van citizen science geloven. We zijn erg dankbaar dat de VUB ons pleidooi voor meer wetenschappelijk onderzoek omarmde. Afgelopen juni stelden we in het Brusselse stadhuis onze gezamenlijke wetenschappelijke leerstoel ‘Sporen van het verzet’ voor, in samenwerking met historica Prof. Dr. Nel de Mûelenaere (VUB).

Welke mythevorming dus? Het verzet heeft zichzelf na de oorlog kopje onder geduwd door interne ruzies en ideologische discussies, dat risico moeten we nu vermijden. De enige echte mythe die het opiniestuk van Dimitri Roden en Antoon Vrints creëert, is dat vzw Helden van het verzet een mythe creëert.

Dany Neudt en Tim Van Steendam, oprichters vzw Helden van het verzet

www.heldenvanhetverzet.be